A Late Quartet

Als we de vele recensenten van ‘A late quartet’ mogen geloven kent de film naast acteerkanonnen als Christopher Walken en Philip Seymour Hoffman nog een belangrijke hoofdrolspeler: Beethovens Opus 131. Een stuk dat, zo leren wij uit een magnifieke monoloog van Walker, het uiterste vergt van de muzikanten. Opperste concentratie én harmonie zijn een vereiste. En laat het daar nu aan schorten in het strijkkwartet waar Walken (in de rol van Peter) en Seymour Hoffman (Robert) deel van uitmaken.

Peter is de nestor van het kwartet dat al decennia in volstrekte harmonie opereert. Dan wordt bij Peter de ziekte van Parkinson ontdekt en wil hij, tijdens de openingsvoorstelling van het nieuwe seizoen, afscheid nemen van zijn publiek.

Maar het is de vraag of het kwartet tegen die tijd nog bij elkaar is. Tweede violist Robert zaagt aan de poten van de stoel van eerste violist Daniel. Roberts vrouw Juliette, de altviolist, steunt hem daarin niet, wat een huwelijkscrisis veroorzaakt. En het komt de harmonie ook niet ten goede wanneer Daniel een affaire begint met de dochter van Robert en Juliette.

Uiteindelijk komt de openingsvoorstelling er natuurlijk wel. De finale uitvoering, ingeleid door Walker (citaat Filmkrant) ‘in misschien wel zijn beste acteermoment ooit, is van grote schoonheid. En daar hoef je niet eens muziekkenner voor te zijn’.

Verwacht